Door Erika Bloemkolk.
In 1970 ben ik in Bunnik ter wereld gekomen. Ik ben geboren als 2e kind in een
gezin met Dove ouders. Buiten mijn ouders om waren er geen andere Doven in de
familie. De tolkenvoorziening was in die tijd nog niet gerealiseerd. Tel dit
op bij het feit dat mijn broer geen interesse had in Gebarentaal, dan betekent
dit dat ik van jongs af aan heb getolkt voor mijn ouders.
In die tijd was mijn vader betrokken bij de oprichting van de Nederlandse Dovenraad
(de voorloper van Dovenschap) en het kantoor was bij ons op zolder gehuisvest.
Aangezien mijn vader een fulltime baan had, betekende dit veel telefoontjes
plegen in de avonduren. Mijn eerste ervaring met het fenomeen ‘telefoontolken’.
Zo begon het allemaal.
Toen de Dovenraad een eigen kantoor (in Bilthoven) kreeg, waren er andere ‘tolken’
(toen nog niet gediplomeerd, want er bestond nog geen opleiding) die zorgden
voor de dagelijkse communicatie. Zelf was ik bijna elke (school)vakantie op
het kantoor te vinden om mee te helpen met wat dan ook. Na de verhuizing naar
Trans 1, een kantoorpand wat samen werd gehuurd met het maatschappelijk werk
voor Doven, vormingswerk voor Doven, tolkendienst (het latere Madido), Fodok
en DoCom heb ik er ruim een jaar gewerkt als telefoniste en waar nodig als tolk.
Met dit werk ben ik gestopt toen ik mocht beginnen met de opleiding tot Doventolk.
Ik kon niet eerder met de opleiding starten, omdat de minimumleeftijd 18 jaar
was om te starten met de opleiding. In 1992 heb ik mijn diploma “Doventolk”
gehaald.
Diploma uitreiking door Herman Scheper.
In 1995 heb ik via de University of Cambridge het First Ceriticate
grade A in English gehaald, waardoor ik meer Engelstalige situaties heb kunnen
tolken.
Na mijn diplomering heb ik in verschillende situaties mogen tolken, van één
op één situaties tot grote evenementen (nationaal en internationaal),
van formeel tot informeel, van trieste tot blijde gebeurtenissen.
Ik kan hier niet teveel op ingaan i.v.m. de geheimhoudingsplicht waar iedere
tolk zich aan dient te houden.
Gebarenmars (met dank aan Bert Smale).
In 1994 ontmoette ik mijn partner en samen hebben we in 1999 een geweldige
zoon mogen krijgen. Thomas bleek Doof en zo was ik van CODA (kind van Dove ouders),
tolk, partner van een Dove man nu moeder van een Doof kind geworden. Dat gaf
een ander inzicht in de Dovenwereld en alles wat daarmee te maken heeft.
Voor een Doof kind is alles niet zo vanzelfsprekend als ik van te voren dacht:
Onderwijs is niet naast de deur, evenals vriendjes om mee te spelen en sport
en/of ontspanningsmogelijkheden.
Het vraagt van ouders veel inzet om hun Dove kind(eren) in contact te brengen
met andere Dove kinderen. Zelf vinden wij het voor Thomas belangrijk dat hij
zich kan identificeren met andere Dove kinderen. Daarom rijden wij met liefde
veel extra kilometers per jaar om hem deze mogelijkheid te bieden.
Door de komst van Thomas zijn mijn prioriteiten veranderd. Ik werk nog steeds
met veel plezier als tolk, maar ben daarnaast taken gaan vervullen binnen de
Dovenwereld die hopelijk zullen leiden tot een (nog) betere toekomst voor Dove
kinderen.
Zo heb ik bij SUDO de werkgroep Kinderen opgezet, ben ik toegetreden tot het
bestuur van de Oudervereniging Amsterdam (VODKA), en ben ik één
van de initiatiefnemers geweest voor het formeren van de werkgroep “Kwaliteit
Dovenonderwijs” bij Dovenschap/Fodok.
Daarnaast vind ik het belangrijk dat er in de toekomst kwalitatief goede tolken
afstuderen, vandaar dat ik mentor ben van 4e jaars studenten die de opleiding
tot tolk Gebarentaal volgen aan de Hogeschool van Utrecht.